Een paar weken terug was ik in het noorden van het land voor zwerfafvalonderzoek. Na een lange relaxte treinreis stapte ik uit op Station Groningen. Een plek met een bijzondere herinnering.
Op 1 December 1987 trad Terence Trent D’Arby op in de Martinihal. Ik ging erheen met een goeie vriend. De concertzaal was vol en warm. Zeg maar heet. Om de boel een beetje af te koelen werd er met tuinslangen water over ons heen gespoten. Aan het eind waren we doornat en we moesten nog naar huis. Met de trein.
De laatste trein was al weg toen we op het station aankwamen. We hadden weinig cash bij ons, pinnen was iets van de toekomst, een creditcard iets voor de rijken. Een hotel scoren ging niet lukken. Draagbare telefoons waren nog grote apparaten voor criminelen dus we belden met muntjes vanuit een telefooncel naar huis om te vertellen dat we pas de volgende dag terug zouden komen.
De koude nacht brachten we voornamelijk door in diezelfde telefooncel waar we wat tegen de wind probeerden te schuilen. Onze kleren waren nat en we dachten dat we het nooit meer warm zouden krijgen. We keken nog of we stiekem in een stilstaande treincoupé konden klimmen, maar dat durfde ik niet. Schijterd die ik ben.
We overleefden het en toen de stationshal weer open ging zochten we naar wat te eten en te drinken. Dat was er nauwelijks. We haalden koffie uit een automaat. Poederkoffie. Slechte koffie. Baggerkoffie. Maar het was warm en er zat cafeïne in. Zelden ben ik zo opgeknapt van een bakkie troost.
In de jaren tachtig ging ik vaak naar De Meer om Ajax te zien spelen. Op de staantribune kon je alleen koetjesrepen kopen. Als ik via het Centraal Station naar huis ging kon ik daar met een beetje mazzel nog de laatste slappe kroket uit een automatiek halen. Vet en zout, maar dat is soms net wat je nodig hebt.
Dat was vroeger. Toen echt niet alles beter was. De maatschappij is veranderd. We eten en drinken van alles onderweg omdat het gewoon overal te koop is. Op een beetje treinstation kun je je tegenwoordig drie slagen in de rondte eten en drinken en in een voetbalstadion ook.
Ik dronk nooit koffie onderweg. Niet in de auto, niet in de bus, niet in de trein. Thuis dronken we koffie op gezette tijden. Filterkoffie uit een pot. Ik heb zelfs op kantoor nog koffiedames meegemaakt die twee keer per dag je beker kwamen vullen. Dus had ik een extra grote beker.
Een paar jaar terug begon ik ook onderweg koffie te drinken. De aanleiding is eigenlijk een vreemde. Ik deed het nooit, maar door de vele koffiebekers die ik op straat vond kocht ik een grote thermosbeker om te laten zien dat het ook anders kan. Het was nooit een probleem om die ergens te laten vullen. Op een gegeven moment kreeg ik zelfs korting.
Ik begon de hele dag overal koffie te drinken. Ik vulde de beker thuis en dronk dan onderweg koffie die na een tijdje eigenlijk niet eens meer lekker was. Als ik ergens gastlessen had gegeven vulde ik hem weer met koffie uit de machine van de school en dronk me ook op de terugweg klem aan de koffie. Als ik een dag zwerfafvalonderzoek deed nam ik de thermosbeker mee en dronk de hele dag door koffie. In de middag meestal lauwe of kouwe. Vaak deed ik nog ergens een refill. De thermosbeker maakte me een nog grotere koffiejunk dan ik al was.
Tot ik die thermosbeker een keer per ongeluk op het aanrecht liet staan en ik ergens was waar in de wijde omtrek geen koffiedealer te vinden was. Het ging prima. Ik wilde koffie scoren op de terugweg bij een treinstation, maar wilde niet zo’n kartonnen wegwerpbeker met een laagje sjoemelplastic aan de binnenkant. Dus dat deed ik niet. Iets met principes.
Eenmaal thuis zette ik een vers bakkie en wat genoot ik daarvan. Ouderwets lekkere koffie. Nog veel beter dan die in 1987 op het station in Groningen.
Sindsdien neem ik geen koffie meer mee voor onderweg. Ik heb wel meestal een beker bij me voor als ik zin heb in koffie. Een metalen mok zonder deksel. Ik kan hem dus eigenlijk alleen gebruiken als ik genoeg tijd heb en even rustig kan gaan zitten en genieten.
Met onze eigen afsluitbare koffiebeker lijken we goed bezig, maar we houden er ook de onderweg-consumptie mee in stand die zo´n grote bijdrage levert aan zwerfafval en plastic vervuiling. En aan allerlei ander vormen van overdaad en verkwisting. Eet en drink gewoon binnen, smeer thuis je boterhammen, onderweg heb je niks nodig. Neem de tijd om te eten en te drinken, ga er voor zitten.
Alles zal er nog lekkerder door worden ook, je gaat er weer naar uitkijken, je krijgt gratis mooie rustmomenten in deze haastige wegwerpwereld. Het is voor mij een heerlijke gewoonte geworden om na een lange dag werken thuis eerst even tien minuten te gaan zitten aan de eettafel en dan te genieten van een kop verse koffie. Helemaal Zen.
Een gedragsdeskundige vertelde me na zijn reis door Japan dat hij weinig zwerfafval had gezien, maar dat hij ook weinig mensen buiten en onderweg had zien eten en drinken. Dat doen ze binnen, zo zei hij. Hij zag dat als de voornaamste reden dat er daar veel minder zwerfafval was. Volgens hem was de mens daar verder niet veel anders dan hier. Ze hebben in Tokyo bijvoorbeeld niet voor niets Mangetsu-Man, de Japanse evenknie van de Zwerfinator.
De wegwerpmaatschappij en het onderweg consumeren zijn vooral mogelijk gemaakt door plastic. Plastic heeft dat groot gemaakt en de plasticproducenten houden dat in stand. Een goed alternatief hebben we niet. Om producten vers te houden zodat wij ze op elk moment van de dag kunnen kopen en consumeren is er gewoon voor veel producten plastic nodig. Tot de dag dat het wonder is geschied dat er een afbreekbaar alternatief voor is. Er wordt ons verteld dat dat er aan komt, maar die belofte wordt ook al vijftig jaar niet waargemaakt.
Als we hier iets tegen willen doen, kunnen we het beste stoppen met onderweg te eten en te drinken. Of in elk geval zouden we moeten stoppen met het onderweg kopen van eten en drinken.
Als we hier massaal mee stoppen betekent dat automatisch minder troep op straat. Plastic dat om komkommers en wortelen zit zijn natuurlijk overbodige onzin, maar dat plastic belandt zelden op straat. Die producten pakken de mensen uit in de keuken. Ik zie zelden iemand onderweg aan een hele komkommer of winterpeen knagen.
Take Away Plastic. To Go Plastic. Onderwegplastic. Snackplastic. Snoepplastic. Die zijn het probleem. Daar moeten we vanaf. Bedrijven zouden daar moeten beginnen met het verminderen van plastic. En zelf kunnen we onze consumptiepatronen natuurlijk aanpassen.
Dat laatste vergt veel van ons. Zo’n veranderingsproces is moeilijk. Maar het begin is makkelijk: Doe je thermosbeker weg. Koop een mok zonder deksel.