Treurig nieuws voor al die vrijwilligers die in Nederland zwerfafval rapen langs de openbare weg: het helpt wel iets, maar het voorkomt niet. Het is een misvatting dat in een schone omgeving mensen minder makkelijk een blikje, flesje of snoepwikkel weggooien.
Je kunt als afvalraper wel aan de gang blijven, weet Dirk Groot inmiddels. Hij liep vanaf eind april in twee maanden met zijn mandje en afvalgrijper elf keer dezelfde route van twee kilometer in zijn woonplaats Purmerend. Hij registreerde alle drankverpakkingen die hij op straat vond en fotografeerde het afval op de plek waar het lag. Hij liep de route op verschillende tijdstippen van de dag, op verschillende dagen in de week. Hij vond iedere keer weer nieuwe drankverpakkingen, gemiddeld 29,1 drankverpakking per kilometer.
Het is een route (grofweg tussen het Waterlandziekenhuis en de Koemarkt in het centrum) waar ook de gemeente Purmerend af en toe de ronde doet en er lopen daar bovendien andere vrijwillige zwerfafvalrapers – aangenomen mag worden dat dus niet alleen Groot die twee kilometer schoon hield. Maar toch, voorbijgangers bleven drankverpakkingen op straat gooien – hoe schoon de omgeving ook was.
Eigen onderzoek
Groot deed tussen september vorig jaar en afgelopen juni ook 165 metingen langs 337 kilometer wegen in stedelijk gebied, verspreid over Nederland. Ook op die wandelingen registreerde hij zorgvuldig de blikjes, flesjes en kartonnen verpakkingen. Hij raapte in die tien maanden 12.314 drankverpakkingen, gemiddeld 36,5 verpakkingen per kilometer.
Doordat hij in Purmerend in twee maanden elf keer dezelfde route liep, had dat aanhoudend rapen wel enig effect: er lagen ongeveer 7 verpakkingen minder per kilometer. Maar het verschil is teleurstellend klein. “Duidelijk is dat hoeveel ik ook opruim, er continu toch weer nieuwe verpakkingen worden weggegooid. Zwerfafval rapen helpt dus niets om afval te voorkomen.”
Groot wist dat al, uit eigen ervaring. Maar hij wilde het ook een keer aantonen. Vandaar dat onderzoek. Groot, alias @Zwerfinator, weet wat wel helpt: statiegeld. Tussen de ruim 12.000 drankverpakkingen op die 337 kilometer lange route zaten slechts 103 statiegeldflessen.
Schoon houdt niet schoon
“Schoon houdt dus niet schoon. Dat is een hardnekkig misverstand. Mensen denken dat in een schonere omgeving minder zwerfafval ontstaat. Dat klopt dus niet. Het is wel zo dat afval nieuw afval aantrekt. Dus is en blijft het nuttig om op te ruimen en ik blijf dat ook doen. Al was het maar om te voorkomen dat afval echt gaat zwerven en in de natuur terecht komt, in het water belandt en ten slotte zelfs in de voedselketen terecht komt.
Het veldonderzoek van de zwerfafvalraper van Purmerend is van belang omdat staatssecretaris Dijksma afgelopen februari aankondigde dat binnen drie jaar het aantal Pet-flesjes in zwerfafval met ten minste 90 procent moet zijn teruggedrongen. Met de huidige aanpak (mediacampagnes gericht op bewustwording, het plaatsen van afvalbakken en periodiek schoonhouden door gemeenten), lijkt dit een haast onhaalbare klus.
Geen goede meetmethode
Maar het zal moeten. De Tweede Kamer gaf begin dit jaar brede steun aan een petitie van Plastic Soup Surfer Merijn Tinga. De actievoerder vroeg het parlement om eindelijk eens echt wat te doen aan het zwerfafvalprobleem en leverde in Den Haag 55.000 handtekeningen in van medestanders.
Probleem is dat er geen goede meetmethode is voor zwerfafval. In 2006 liep een vergelijkbare poging om zwerfafval terug te dringen uit op een fiasco omdat ‘nul-metingen’ niet deugden. Rijkswaterstaat hanteert sindsdien een telmethode waarop ook veel kritiek is. Die methode is ontwikkeld door Nederland Schoon, lobbyorganisatie van de drank- en verpakkingsindustrie. Het verpakkende bedrijfsleven zit niet te wachten op meer statiegeld en probeert op eigen wijze wat aan het zwerfafvalprobleem te doen. Maar Dijksma heeft Rijkswaterstaat inmiddels opgedragen ‘een toekomstbestendige methodiek voor telling en beoordeling van zwerfafval’ te ontwikkelen.
‘Beleving’ van zwerfafval
De huidige meetmethode van Nederland Schoon zet vooral in op de ‘beleving’ van zwerfafval, de nadruk ligt op de ‘schoonheidsbeleving’ in stedelijke gebieden. Daarbij wordt vooral gekeken naar winkelstraten en stationspleinen. Natuurgebieden, buitengebieden, provinciale wegen, rijkswegen, rivieren, havens, NS-terreinen worden niet gevolgd.
Volgens tegenstanders is zwerfafval niet alleen een probleem van beleving. Ook zwerfafval dat niet wordt ‘beleefd’ – bijvoorbeeld omdat het onzichtbaar onder struiken ligt, op afgelegen plekken is weggegooid, of is versnipperd bij het grasmaaien – draagt bij aan het milieuprobleem. Zwerfafval in waterrijke (buiten)gebieden speelt bovendien een grotere rol bij het ontstaan van de plastic soep in oceanen. De troep kan via rivieren naar zee worden gevoerd.
Groot vindt de meetmethode die nu wordt gebruikt ‘te selectief en te subjectief’ en hij krijgt daarbij steun van Rogier Hörchner, een advocaat die gespecialiseerd is in kwesties rond afval. Hörchner analyseerde onlangs op verzoek van Merijn Tinga de huidige tellingssystematiek. De advocaat stelt vast dat de meetmethode wordt uitgevoerd op vaste meetvakken in 46 gemeenten, die bij elkaar geteld voor Nederland nog geen halve vierkante meter (0,3 km2) groot zijn.
Volgens deze methode is dat kleine gebiedje representatief voor het hele land. Dat de methode een vertekend en niet-representatief beeld geeft, blijkt volgens hem al doordat er bij 630 metingen in recreatiegebieden niet meer dan 67 flesjes werden aangetroffen. Bij meer dan driekwart van de metingen werd niet één flesje gevonden.
Afvalraper Dirk Groot vond er in tien maanden ruim 12.000 langs 337 kilometer straat in bewoond gebied. Ook langs de Benoordenhoutseweg, in Den Haag, de straat waar het hoofdkantoor zit van Nederland Schoon.
Geen goede meetmethode RWS
Hörchner: “Het geringe aantal flesjes dat in monitoring van Rijkswaterstaat wordt gevonden, lijkt in geen verhouding te staan tot de miljoenen flesjes die in Nederland worden weggegooid. Het aantal metingen lijkt wel groot, maar als je goed gaat kijken is het merendeel zinloos.’’ Volgens Hörchner wordt de afvalmonitoring te vaak gedaan in schonere gebieden.
“Het gebruik van vierkante vlakken van 100 bij 100 meter, lijkt haaks te staan op het feit dat zwerfafval juist vaak geconcentreerd en lijnvormig is te vinden langs wegen, sloten, afritten, kruispunten, waterkeringen en plantsoenen. Je moet eerst een goede keuze maken wáár het zinvol is om te meten, op een objectieve manier. De aanpak van Rijkswaterstaat kan tot gevolg hebben dat er veel minder zwerfafval wordt gescoord dan er in werkelijkheid ligt, vooral van drankverpakkingen”, aldus de afvaladvocaat.
‘Betere meetmethode’
Zwerfvuilzoeker Dirk Groot vindt dat zijn meetmethode nu al door staatssecretaris Dijksma en haar ambtenaren kan worden gebruikt als een nulmeting. “Mijn methode is beter dan de methode van Rijkswaterstaat.’’ Groot fotografeert elk geraapt stukje afval op zijn telefoon, waarbij ook de exacte vindplaats nauwkeurig wordt geregistreerd. Hij legt vast uit welk materiaal het afval bestaat, wat het merk is en wat de inhoud van de verpakking is en hij houdt ook de afgelegde afstand tijdens het afvalrapen bij. Die aanpak geeft een schat aan gedetailleerde informatie, die achteraf makkelijk is te verwerken.
Het systeem met vaste meetvlakken is onbruikbaar, denkt Groot, omdat moeilijk is vooraf te bepalen waar in een gebied het meeste afval zal liggen. Groot hield half juni een meting op de Jaagweg in Purmerend, een drukke weg waaraan ook een vestiging van McDonald’s ligt. Toen hij aan de meting begon was er vrijwel geen zwerfafval te zien langs de weg en op het fietspad. Totdat Groot ging rapen.
“In de 570 meter die ik aflegde vond ik uiteindelijk 410 stuks zwerfafval. Het fietspad was keurig geveegd. Maar de bermen, met het gras tot enkelhoogte, en de slootkanten lagen vol.
Dit artikel verscheen op 20 juli 2017 in Dagblad Trouw