Een standbeeld voor de vuilnisman

Terwijl ik bezig was zwerfafval op te rapen en te fotograferen riep hij vanaf zijn fiets: “Hee, heb je nou al eens een lintje gekregen voor wat je allemaal doet?” Ik moest lachen en antwoordde: “Nee joh, dan moet je minimaal 25 jaar vrijwillig bezig zijn en als ik het probleem dan nog niet heb opgelost, dan heb ik dat lintje helemaal niet verdiend”.

Er ontstond een leuk gesprek. Op een gegeven moment vroeg hij me: “Waarom noem je mij eigenlijk nooit eens als je wordt geïnterviewd voor de TV of voor de krant?”. Ik keek hem eens goed aan en vroeg mezelf af of ik hem ergens van kende. Hij leek wel op iemand die ik al heel lang ken en in de buurt woont waar we stonden, maar er ging geen lichtje branden.

Dus vroeg ik gewoon maar waar we elkaar van kenden. Maar zo bedoelde hij het niet. Hij bedoelde niet zijn eigen persoon, maar refereerde aan zijn voormalige beroep, de vuilnisman, de straatveger, de professionele zwerfafvalraper, de medewerker beheer openbare ruimte van de gemeente.

Hij vertelt me dat het mooi is dat er veel aandacht is voor zwerfafvalrapers zoals ik, maar dat de mensen geen idee hebben van hoeveel de profs opruimen. Hij voegt daar aan toe dat hij het snapt dat er klachten zijn als het ergens niet schoon is, maar dat de medewerkers van de gemeente ook maar afhankelijk zijn van de planning en de opdrachten die ze krijgen. “Alleen als het ergens een zootje is, dan horen we het, over schone omgevingen horen we nooit wat, niet van jullie en ook niet van de gemeente, complimenten kunnen er niet van af. En dat is best wel jammer.”

Hij heeft gelijk.

Toen ik zeven jaar geleden begon met zwerfafval rapen had ik ook veel kritiek op de gemeentereiniging. Ik zag ze nooit aan het werk, ik zag wel veel zwerfafval. Niet vreemd, ik zat de hele dag in een andere stad op kantoor. Nu ik veel in mijn eigen stad buiten bezig ben zie ik overal mensen van de gemeente bezig. Ze rapen zwerfafval, ze rijden in bezemwagens, ze halen vuilnis op, ze snoeien het weelderige groen, ze verwijderen onkruid en ga zo maar door.

Af en toe spreek ik ze. Ik krijg nooit negatieve reacties van ze op wat ik of wat andere vrijwillige zwerfafvalrapers doen. Voor wat ik hoor geeft het ze eerder een erkenning van wat ze doen, dan dat het een aanklacht is. Ze vinden het ook fijn om een wijk eens écht schoon achter te laten in plaats van dat ze maar wat aan rapen. En dat wordt mede mogelijk gemaakt door al die vrijwilligers. Mooi toch?

Als ze weten wie ik ben en wat ik doe, dan willen ze me ook nog wel eens hun mening geven over dingen en vragen ze me of ik dat niet eens wil door wil geven aan de gemeente. En dat doe ik dan ook. Ook zij willen trots en eer van hun werk hebben. Een schone stad, hoe mooi is dat?

In het gesprek bevestig ik dat de aandacht in de pers vooral uitgaat naar de vrijwilliger, maar voeg er ook aan toe dat ik heel vaak vertel dat die vrijwilligers slechts kruimeldieven zijn. Ze rapen op wat er over is nadat de gemeente heeft opgeruimd of wat daarna is ontstaan. En dat is dan geen aanklacht richting gemeente, maar vooral eentje richting de grote hoeveelheid afval en bijbehorend zwerfafval die we hebben.

Vaak voeg ik daar aan toe dat we het probleem van zwerfafval en de waarde van de stadsreiniging pas gaan zien als de reinigingsdienst gaat staken. De voorbeelden uit het verleden zijn talrijk.

Maar journalisten pakken dat zelden op. Het is kennelijk niet nieuwswaardig of sensationeel genoeg. Ik heb hem beloofd dit in elk volgend interview te benadrukken. Maar ik ga het niet afwachten, vandaar dit verhaal.

Dan vertelt hij me hoe hij vroeger voor gek werd verklaard als hij in de bosjes ging opruimen. Het was de opdracht niet, dus waarom zou je, zo werd hem toegeroepen, Hij vertelt over parkeerterreinen waar hij voorheen niet op mocht ruimen omdat het “eigen terrein” was en dus niet van de verantwoordelijkheid van de gemeente. Nu ziet hij dat er wel in de bosjes en op dat soort terreinen wordt opgeruimd. Enerzijds frustrerend, anderzijds een bevestiging van wat hij uit beroepseer belangrijk vond en nog steeds vindt.

Ikzelf vind dat prachtig, want dit is een van de dingen die ik heb willen bereiken met mijn onderzoeken. Verder kijken dan de straatstenen, niet allen opruimen om beeldkwaliteit, maar gewoon goed opruimen, ook in het groen. In de rapporten van mijn onderzoeken laat ik de gemeente zien waar er doelgericht verbeterd kan worden. En kennelijk wordt er daadwerkelijk iets mee gedaan. Anders had hij me dit niet verteld.

Mijn gemoed schiet bijna vol als hij de huidige staat van het zwerfafval in Purmerend niveau A geeft. Ik had het zelf al lang al gezien. Ik had het gemeten. Ik weet wat de gemeente er aan doet. Purmerend is gewoon de schoonste stad van Nederland geworden. En nu hoor ik het ook nog eens van een echte prof.

In Amsterdam staat een mooi standbeeld met de naam “De Ratelaar”. Het is een ode aan de vuilnisman. Elke zichzelf respecterende stad zou zo’n standbeeld moeten hebben. Elke stad die wel een of meerdere Zwerfinators heeft en niet zo’n standbeeld zou zich eigenlijk een beetje moeten schamen.